
De herfst is in aantocht en ik heb hier een dubbel gevoel over. Aan de ene kant vind ik het maar niets, die kou, die regenbuien en die steeds korter wordende dagen. Ik wil op pad kunnen wanneer ik er zin in heb, nieuwe ervaringen opdoen, nieuwe plekken ontdekken. Als koukleum met een sterke behoefte aan daglicht vind ik al dat herfstige gedoe dan redelijk belemmerend. Het heeft iets saais.
Toch is er ook een andere kant. Ik geniet van binnen zijn, van huiselijkheid, kaneelthee en warme dekentjes. Van bloggen zonder de zon te hoeven missen, van in een warm vest achter mijn studieboeken zitten. Van schrijfplannen maken en van dromen over mooie nieuwe stappen in mijn leven. Van dromen in het algemeen, want mijn hart en mijn verbeelding brengen mij overal naartoe.
Misschien is de echte vraag wel of ik mezelf voldoende toesta om te dromen. Als neurodivers persoon met een rijk innerlijk leven voel ik mij vaak anders en ongewenst in onze maatschappij. Ik heb altijd geweten, ofwel door allerlei niet zulke subtiele signalen, ofwel door ronduit kwetsende opmerkingen, dat juist mijn grootste kracht er niet werkelijk mocht zijn. Dat ik het meest wezenlijke van mezelf moest onderdrukken om te mogen ‘meekomen’, zoals dat tegenwoordig blijkbaar genoemd wordt.
Gelukkig vraag ik mij steeds vaker af: ‘Meekomen met wie? En waarom moet dat eigenlijk? Wie komt er eigenlijk mee met mij? Waarom ben ik het steeds die een heel stuk van zichzelf moet weggummen om maar mee te mogen doen?’
En gelukkig is dat ook wat die donkere dagen mij bieden: de mogelijkheid om weer veilig te zijn. Om al die culturele verwachtingspatronen van mij af te schudden en steeds vertrouwder te raken met dat deel in mij dat nog niet door de wereld gevormd is. De mooie kant van introspectie. De mooie kant van de herfst.